Onderstaande tabel geeft de belastingcapaciteit van de gemeente weer. De tabel betreft één van de zogenaamde kengetallen die het gemakkelijker moet maken inzicht te verkrijgen in de financiële positie van de gemeente. Voor een beschouwing van alle kengetallen samen verwijzen we naar het onderdeel financiële positie .
De belastingcapaciteit geeft inzicht in de verhouding van de lokale lastendruk in de gemeente ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Deze wordt berekend door de totale woonlasten meerpersoonshuishouden te vergelijken met het landelijk gemiddelde, uitgedrukt in een percentage. Alle cijfers zijn overgenomen uit de Atlas van de lokale lasten van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) van het overeenkomstige jaar. Dit in tegenstelling tot dit overzicht bij de begroting waarbij het cijfer OZB (A) een prognose betreft.
In het COELO-rapport 2022 (pagina 144) is toegelicht dat de berekeningsmethode van de gemiddelde WOZ-waarde per 2022 is gewijzigd. Tot en met 2021 publiceerde het CBS alleen de gezamenlijke gemiddelde WOZ-waarde voor zowel koop- als huurwoningen. Sinds december 2021 publiceert het CBS ook de afzonderlijke gemiddelde WOZ-waarde van koop-en huurwoningen. Omdat de gemiddelde WOZ-waarde van koopwoningen een beter beeld geeft van de gemiddeld betaalde OZB door huishoudens met een koopwoning gaat het COELO voortaan uit van deze waarde. De waarde van koopwoningen is over het algemeen hoger dan die van huurwoningen. Dit verklaart de ontwikkeling van het landelijk gemiddelde van de woonlasten van € 811 voor 2021 zoals gepubliceerd in de Meicirculaire 2021 (pagina's 52 en 53) naar € 904 in 2022. Het COELO heeft het landelijk gemiddelde voor de gemeentelijke woonlasten voor 2021 herberekend op basis van de gemiddelde waarde van koopwoningen en komt op een landelijk gemiddelde gemeentelijke woonlast voor 2021 van € 877. De kolommen 2022 en 2023 geven de vergelijking weer overeenkomstig de nieuwe berekeningsmethode van het COELO. 2021 is gebaseerd op de oude methode en dus niet langer vergelijkbaar met 2022 en 2023.
Voor een vergelijking van 2014 tot en met 2022, conform oude berekeningsmethode, verwijzen wij u naar het onderdeel belastingcapaciteit in de paragraaf lokale heffingen in de Jaarstukken 2021.
Met voornoemde gewijzigde berekeningsmethode zijn dus enkel de jaarschijven 2022 en 2023 met elkaar te vergelijken. Hieruit kunnen we concluderen dat het percentage in 2023 ten opzichte van 2022 flink gedaald is (van 93% naar 89%), wat betekent dat we 11% onder het landelijke gemiddelde van € 904 zitten in 2023. Reden is dat we de in 2023 verstrekte € 75 tegemoetkoming in de gestegen kosten van levensonderhoud meetellen in de opstelling.
Bedragen x € 1 | ||||
2021 | 2022 | 2023 | ||
A | OZB-lasten voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde | 224 | 299 | 328 |
B | Rioolheffing voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde | 202 | 205 | 217 |
C | Afvalstoffenheffing voor een gezin | 301 | 313 | 332 |
D | Eventuele heffingskorting | 0 | 0 | -75 |
E | Totale woonlasten voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde (A+B+C-D) | 727 | 817 | 802 |
F | Woonlasten landelijke gemiddelde voor gezin in laatst bekende begrotingsjaar (dus 2020, 2021 en 2022) | 776 | 877 | 904 |
Woonlasten t.o.v. landelijke gemiddelde jaar er voor (E/F) x 100% | 94%* | 93% | 89% |
* In de Begroting 2021 is op webpagina's 5 en 126 nog 93% opgenomen voor 2021. Hierin was de extra verhoging van de afvalstoffenheffing 2021 nog niet meegenomen (zie RIS-dossier 2628425 ). Na verwerking van deze € 6,00 komt de belastingcapaciteit voor 2021 uit op 94%.